Het Drieluik-O de 2e


Terug naar I¨V. Intr-O: ‹O›  
of INHOUD:
 I
    

I.1. Het  toen






_______


In het standaard werk voor iedere kunstacademiestudent, het boek 'Eeuwige Schoonheid', zijn de eerste twee zinnen van de INLEIDING op pag.15:
"Eigenlijk is er geen kunst. Er zijn alleen kunstenaars". Zie pagina I¨V. Literatuur:

G
        2. Gombrich.
Zoals ik aan de hand van een ander citaat bij lid I.1.t. Onderzoek hierna laat zien, wordt later in het boek van Gombrich niet duidelijk gemaakt of kunst nu wel of niet bestaat. Het wordt voorgesteld als een uitvloeisel van communicatie tussen zowel de mens die een kunstwerk creëert, iedereen die het vervolgens interpreteert als degene die het kunstwerk eventueel vertolkt. Zij allen vormen te samen het verschijnsel 'kunst'.
Het houdt voor mij een aanwijzing in hoe wij mensen (en dus ook ikzelf) worstelen met Inhoud en Vorm,
" . . want alles is natuur!". Waarmee we gekomen zijn bij de eerste hypothese van de Intr-O.
Zie I.1.v. Stelling:  I

Mijn vermoeden houdt verder in dat er aan die natuur een 'eenvoudig' principe ten grondslag ligt waarop alle complexe stucturen, die wij tot nu toe hebben kunnen waarnemen, gebaseerd zijn en in die structuren te herkennen is. De mens incluis.
Zie I.1.h. Principe: ‹O›

De wijze waarop ik activiteiten wil organiseren en uitvoeren, dus met een integreren van wetenschap, filosofie en kunst, is niet alleen bedoeld om, zoals in de voorafgaande Intr-O onder I¨V.h. Filosofie is aangegeven, te kunnen vaststellen of mijn vermoedens een nieuw perspectief bieden op wat werkelijk is.
Ik probeer daarmee tegelijkertijd ook door te dringen tot de essentie van vormen in de hoop vast te stellen of en hoe de adaptatie van Eenheid in de twee elementen Inhoud en Vorm, zoals onder lid I.1.h. Principe is toegelicht, in mijn denken eventueel tot uitdrukking komt.
Zie I.1.t. Onderzoek: -¦-


_______

Laatst gewijzigd: 7 januari 2013
                                                                          Kopierecht



Level A conformance icon, 
          W3C-WAI Web Content Accessibility Guidelines 1.0                          Creative Commons License


I.1.t. Onderzoek


Binnen het denkkader dat alles natuur is en dus ook de mens volledig deel is van die natuur, houdt de gangbare benadering voor onderzoek naar dat wat werkelijk is in de wetenschap een zoektocht in naar het algemene. Het is een zoeken naar het aller kleinste bouwsteentje van de natuur om een algemeen geldende theorie van alles op te kunnen stellen. Een inspanning in de hoop ooit het bijzondere, zoals de menselijke manifestatie, te kunnen begrijpen.
Het zelfde denkkader is voor mij het uitgangspunt voor een andere zoektocht. Ik veronderstel in het bijzondere patronen te kunnen ontdekken die een basisprincipe van de natuur vertegenwoordigen. Het is een zoeken naar een algemeen geldend grondprincipe door mijn aandacht op het bijzondere te richten. Ik hoop in het bijzondere natuurlijke wetmatigheden te ontdekken die op principes gestoeld zijn die in het bijzondere tot uiting komen als een symmetrie van dat grondprincipe. Ik heb door mij 'naar binnen te richten', mijzelf vragen te stellen en antwoorden te formuleren op grond van intuïtie inmiddels een bepaalde symmetrie ontdekt die mij een grondprincipe doet veronderstellen. Daardoor ervaar ik mijn werkelijk zijn in het NU als een afgeleide situatie van wat werkelijk is. Mijn kunstuitingen zijn pogingen om die symmetrie aan te tonen.
Het is vervolgens aan de Wetenschap eventueel te bevestigen dat er een kern van waarheid achter dat grondprincipe schuilt. En als die bevinding positief is, bewijs aan te dragen voor hoe dat grondprincipe 'werkelijk' is. Maar voordat het zover komt is er nog héél, héél veel werk te doen.

Zoals reeds aangegeven wil ik niet alleen de inhoud van mijn Weboek, maar ook de vorm waarin de communicatie met anderen tot stand komt en de wijze waarop ik het samenwerken wil organiseren, onderdeel laten zijn van toekomstig onderzoek. Ik wil mijzelf onderwerp van onderzoek maken en al doende bij mijzelf na kunnen gaan wat ik daarbij voel en ervaar.
Om het denk- en waarnemingsproces toegankelijk te maken voor het bewustzijn wil ik mijn eigen doen en laten kunnen observeren. Zo wil ik mijn vermogen om gevoelens, gedachten, kennis en verlangens en dergelijke, de manier van informatieverwerking die verder gaat dan herkenning alleen, versterken en op mijzelf kunnen richten tot gedachten en voorstellingen over mijn menszijn.

Ik hoop op die wijze zomogelijk te kunnen ervaren of en welke eventuele, natuurlijke 'krachten' er zijn die een stabiele en beheersbare relatie, wat is op te vatten als een contra-adaptatie, tussen Inhoud (bijvoorbeeld de 'essentie' van mens zijn) en Vorm (bijvoorbeeld mijn 'manifestatie' als mens) eventueel tegenwerken.
Met andere woorden, ik probeer door deelname aan de, mede door mijzelf georganiseerde en daarvoor bedoelde, vormen van kunstuitingen na te gaan wat mij in een zoektocht naar de 'juiste' balans, die door mij verondersteld wordt in de absolute Eenheid(zie I¨V. Noten / ht- 2. Absolute Eenheid -¦-) in de Pre-Nu toestand (zie Principe hiervoor), hindert. Zo hoop ik dat argumenten worden gevonden die mogelijk leiden tot een bevestiging of misschien juist afwijzing van al mijn vermoedens.

Terugverwijzend naar het boek "Eeuwige Schoonheid"(Gombrich, zie I¨V Literatuur / G- 2. Gombrich -¦-), citeer ik uit hoofdstuk 27, DE KUNST EXPERIMENTEERT , beginnende op pagina 596 laatste alinea:

"Het publiek heeft zich over het algemeen neergelegd bij het idee dat een kunstenaar iemand is die kunst ongeveer moet voortbrengen als een schoenmaker schoenen. . . . . . Wij kunnen deze vage eis begrijpen. Maar het gaat hier helaas om dat ene karwei waartoe een kunstenaar niet in staat is. . . . . . Maar critici en pedante intellectuelen maken zich soms aan een dergelijke misvatting schuldig. . . . "

Hier onderbreek ik het citaat om duidelijk te maken dat bijvoorbeeld deze website als een proces, verondersteld Inhoud en Vorm te vertegenwoordigen en waarin gestreefd wordt naar synthese van kunstzinnige, wetenschappelijke en filosofische vaardigheid danwel kennis, door mij als kunstvorm wordt opgevat. Een 'isme' wordt zo een kunstvorm op zichzelf (concept als concept van een gewaarwording/Deleuze). Vervolg citaat:

"Maar elke theorie, zelfs de duisterste, bevat toch dat spreekwoordelijke korreltje waarheid dat voldoende kan zijn om de parel te laten groeien."

Vervolgens op pagina 597 nieuwe alinea:

"Hier zijn we dan weer bij ons uitgangspunt. In werkelijkheid bestaat er niet iets als Kunst. . . . . Kunstenaars zullen altijd worden geboren. Of er dan kunst komt, hangt voor geen gering deel af van ons, het publiek. Door onze onverschilligheid of belangstelling, vooroordeel of begrip kunnen wij de uitkomst beslissen. Wij moeten er voor zorgen dat de draad van de traditie niet breekt en dat er voor de kunstenaar gelegenheid blijft het kostbare patelsnoer dat onze erfenis van het verleden is te verlengen."

Ik hoop de contra-adaptatie in een synthese van beeld-, begrips- en kennisvormen te kunnen 'verwezenlijken'. Dit wil ik doen op , wederom, twee manieren.
Ten eerste wil ik een sterk op Inhoud gerichte kunst voortbrengen die ik, als een eindresultaat, adaptivistisch noem.
Ten tweede wil ik een sterk op Vorm gericht kunstproces doormaken dat ik, als proces, adaptionistisch noem.

Wanneer u weer terug bij I.1. Het toen bovenaan de tekst  -¦- achter [ Adaptivisme ] aanklikt, kunt u lezen wat ik onder adaptivisme als kunstrichting wil verstaan met de thema's waar ik mij op richt.

Wat ik onder het adaptionisme in de kunstwereld wil verstaan met de deelterreinen waarop ik processen wil doormaken kunt u lezen na het aanklikken van  -¦- achter [ Adaptionisme ] onderaan de tekst.


_______

Terug naar:
I.1. Het toen‹O›
of
INHOUD I 


_______


I.1.h. Principe (nog in bewerking)


Voortbouwend op de eerder beschreven stelling kom ik tot de volgende stap van mijn vermoeden.

Principe
In alles,
- wat wij denken, leren, voelen en doen,
- dát wij dit doen,
- én alles wat daarop volgt,
- en de gehele natuur, waardoor wij zijn, én zoals wij zelf zijn,
is een natuurlijk principe werkzaam dat in de kern bestaat uit de twee basis-elementen I en V (ht-1.).

I
moet hier als het van invloed zijnde, 'werkende' basis-element worden begrepen voor alles dat 'intrinsiek' is in alles wat onderscheidbaar en te ondervinden is. Het is iets dat niet los van wat voor vorm dan ook is uit te drukken. Het wordt ondermeer door de mens getracht in woorden tot uitdrukking te brengen in abstracte begrippen als 'essentie', 'essentie' of ook wel'essentie' van alles, verder als 'ziel', 'liefde', 'god' , enzovoort.

V,
het andere van invloed zijnde, 'werkende' basis-element, ondervangt alles wat door ons in concrete begrippen wordt uitgedrukt. Het is alles wat door ons onderscheiden en ondervonden wordt, ook alle processen die daarbij een rol spelen. Het is iets dat niet los van inhoud is te ervaren. Elke vorm heeft , hetzij bewust of onbewust, voor de mens een betekenis.


Mijn vermoeden houdt daarnaast ook in dat dit eenvoudige natuurlijke principe is samengesteld uit drie delen dat als kernprincipe ligt 'ingebed' in een fundamenteel van het werkelijke.
Als kernprincipe zou dan zijn samengesteld uit een op I gericht deel,
- door mij 'Principe B' genoemd en waarop ons bestaan dat wij kennen gebaseerd is,
komt tot manisfestatie in het 'Nu' door een, door een nog onbekend natuurlijk proces veroorzaakte, 'bewerking' van een absolute 'Eenheid',
- door mij *#39;principe A' genomend en waarin Inhoud en Vorm niet te onderscheiden zijn,
naar principe B (een 'Verscheidenheid', waarin de twee basis-elementen 'Inhoud' en 'Vorm' in 'onbalans' met elkaar verkeren).
Het principe B zou dan een 'Adaptatie' (bewerking in een andere vorm) zijn van principe A in 'wat werkelijk is'.
In relatie met mijn vermoedens over adaptatie in de natuur (zie verder,) staat het voor 'toekomst'.

In relatie met mijn vermoedens over adaptatie in de natuur (zie verder,) staat het voor 'verleden'.

In relatie met mijn vermoedens over adaptatie in de natuur (zie verder,) staat het voor 'heden'.

Natuur schematisch voorgesteld:

Eenheid             Adaptatie        (On-)Balans
¦                        ¦                        ¦
¦                        ¦                        ¦
v                        v                        v
                                                   ( Inhoud )
Principe A (Inhoud=Vorm)  -->   NU   -->             ÷        Principe B    
                                                   (  Vorm   )

Tijdens deze veronderstelde Adaptatie, als een ononderbroken proces in het 'Nu', vermoed ik een ontstaan van een afwijking in de juiste balans van 'Inhoud' en 'Vorm' naar 'Vorm', waardoor het een onomkeerbaar proces is (eenrichtingspijl in de formule). 'Inhoud' en 'Vorm' worden na Adaptatie een realiteit waaraan dan niet meer te ontsnappen is en waarin, door de onbalans, waarschijnlijk onder andere de dualiteit in het denken ontstaat. Of die Adaptatie dan moet worden opgevat in termen van 'verval' of 'vernieuwing' is bijvoorbeeld een verkeerde vraag als het om begrip van de natuur gaat. Wat 'werkelijk is', is wat het is, waarschijnlijk oneindig en onbegrensd. Óók het proces van Adaptatie.
Mijn vermoeden houdt dus ook in dat zowel wij, mensen, als het gehele universum waarin de mens zichzelf ervaart, producten zijn van Adaptatie. Ook in het menselijk organisme, dus ook in het denken, zou dan die afwijking bestaan waardoor wij de absolute Eenheid van Inhoud en Vorm niet kunnen kennen. De consequentie is dan dat wij als mens, zowel inhoud als vorm zijnde, er hooguit een vage voorstelling van kunnen hebben, net zoals ik dat doe via onder andere deze website, een relatief kunstzinnig experiment. Absolute zekerheid over wat werkelijk is zullen wij als mens waarschijnlijk niet kunnen hebben.
In mijn veronderstelling ontstaat echter door een voorkeur voor vorm in het denken onder andere een behoefte aan absolute zekerheid en houvast, waardoor, vanuit die veronderstelling beschouwd, vele anderen in mijn beleving zich 'verliezen' in vormen zoals de absolute waarheden van bijvoorbeeld religies.
Op grond van die zelfde veronderstelling vermoed ik nu dat wij niet absoluut, maar wel méér zekerheid kunnen krijgen door te streven naar minder onbalans tussen Inhoud en Vorm. Door te trachten de synthese tussen Wetenschap, Filosofie en Kunst te bewerkstelligen, is dit misschien mogelijk en wordt op z'n minst de grens van onze perceptie opgerekt. Maar dan wel onder de voorwaarde dat we kunnen aanvaarden nooit absolute zekerheid te zullen hebben.

Dat wat ik hier natuur noem, als een deelaspect van het werkelijke, verkeert dus vermoedelijk in een 'Pre-NU' (toekomst), een 'NU' (heden) en een 'Post-NU' (verleden) toestand. In de 'Pre-NU' toestand veronderstel ik onbegrensdheid en oneindigheid als reëel en bestaan 'Inhoud' en 'Vorm' dan niet afzonderlijk ( Zie: I¨V Noten / ht- 3. Principe -¦- ).
Een 'Eenheid' die zich, als de veronderstelling juist is, buiten onze 'directe' waarneming bevindt. Die realiteit kunnen wij niet direct physiek/emotioneel voelen omdat wij als complex samengesteld geheel binnen de natuur in een (nog onbewezen) overgangsproces verkeren naar een in onbalans zijnde 'Post-NU' toestand .
Maar hopelijk is dat door een bewustwordingsproces en zelfperceptie (en als mijn vermoeden van adaptatie toch ooit een wetenschappelijke basis krijgt) misschien wel indirect physiek/psychisch waarneembaar.
Dit licht ik verder toe onder hoofdstuk V.1. Het nu.

Onder dit hoofdstuk I.1. Het toen, beperk ik mij tot (I)nhoud en (V)orm, de veronderstelde Post-NU fase in wat werkend, dus werkelijk is, en de aanname dat er een onbelans is. Ik veronderstel dat er in de natuur krachten werkzaam zijn (adaptatie) die in ons denken (ook natuur) tot twee verschillende denkkaders leiden, transcendent of immanent.
In een (¦)absoluut transcendent kader is inhoud dan iets dat via de vorm 'brein' in de mens tot begrippen leidt. Vorm is zo dan het gevolg van inhoud, ís inhoud (bijvoorbeeld God of het verleden).
In een (¦)absoluut immanent kader is inhoud dan iets dat door de vorm 'brein' in de mens tot begrippen leidt. Inhoud is zo dan een gevolg van vorm, ís vorm (bijvoorbeeld product van het denken of het heden).
Ik veronderstel dat een mens, zijnde I+V:
- door een (--)relativerend transcendent denkkader de neiging heeft zichzelf of vanuit(>) inhoud of vanuit(<) vorm te beschouwen.
- door een (--)relativerend immanent denkkader de neiging heeft in het denken, voelen, leren en handelen of naar(<) inhoud of naar(>) vorm over te hellen.
Een toestand die dus 'afwijkt' van de veronderstelde, waarschijnlijk onbegrensde, oneindige, maar geheel natuurlijke Pre-NU fase in wat werkend, dus werkelijk is.

De Post-NU fase met alles tussen ( ) in de tekst in een grafiek voorgesteld:

I

>    ¦    <

I    --    +    --    V

<    ¦    >

V

Als ons denken volledig in balans zou kunnen zijn, verkeren we in deze grafiek op het kruispunt van de plus. Dat kruispunt is voor te stellen als de grafische weergave van de Pre-NU fase, slechts een 'punt' (bijvoorbeeld het AL, Tao/Dao, moment van 'becoming' of toekomst).
Mijn vermoeden is nu dat elk mens, die een zelfde bijzondere ervaring van 'weten' als ik heeft of had in het denken, in een fractie van tijd door dat punt gaat of ging.
Als gevolg van de door mij veronderstelde onbalans 'zweeft' ieder mens en ik nu zelf ook in het denken daar echter ergens omheen. Misschien op een enkele uitzondering na (ik ken ze nu niet) ergens rechts-onder vermoed ik.


_______

Terug naar:
I.1. Het toen‹O›
of
INHOUD I 


_______


I.1.v. Stelling


De eerste hypothese heb ik uitgewerkt in een op juist en consistent zijn te controleren (vooronder)stelling.

Stelling
Bij alles wat een mens zowel fysiek als psychisch kan waarnemen, wordt een deel ervaren van wat natuur is. Ook de mens zelf en alles wat de mens voortbrengt en wat wordt gedacht is deel van die natuur.

Er is altijd op een bepaalde wijze een (ver)binding met andere deeltjes of een combinatie van deeltjes waarbij natuurlijke principes werkzaam zijn die grote denkers in 'natuurwetten' hebben kunnen uitdrukken.
Er is inmiddels het (wijdverbreide?)besef dat wij deel uitmaken van een duizelingwekkende hoeveelheid processen met zeer complexe structuren, waarvan wij de omvang nog niet en misschien nooit zullen kennen. Zie bijvoorbeeld het boek van Murray Gell-Mann, "De Quark En De Jaguar". Zie pagina I¨V. Literatuur:

G
        1. Gell-Mann.
Een natuur die we, er van uitgaand dat we zelf natuur zijn, nog maar nauwelijks en misschien wel nooit helemaal kunnen bevatten.

Maar is met het feit, dat wij kunnen waarnemen dat elk tot nu toe ontdekt deeltje en/of samenstel van deeltjes, hoe klein en/of omvangrijk ook, nooit op zichzelf staat maar altijd in relatie tot het geheel of de samengestelde delen, bewezen dat wij ook zelf deel zijn van wat wij waarnemen?


Vooral als we de aandacht op onszelf richten, zeker hoe wij denken, komen wij al snel in de problemen. In het boek van Bergsma, "Psychologie van A tot Z", een in bibliotheken voor iedereen toegankelijk naslagwerk , wordt bijvoorbeeld gesteld dat psychologen er onvoldoende in zijn geslaagd aan te geven waar het bewustzijn voor kan dienen. Zie pagina I¨V. Literatuur:

B
        1. Bergsma.
Fora op het internet lezend kan geconcludeerd worden dat die vaststelling nog steeds overeind blijkt te staan.

Ook is moeilijk vast te stellen of het ervaren van zoiets als 'essentie'(of kunst in termen van Gombrich) als een toevallig en misschien wel tot mislukking gedoemd bijproduct van menselijke hersenwerking (epifenomeen) moet worden gezien.
En op 12 augustus 2008 werd ik mij bijvoorbeeld ook bewust van de mogelijkheid dat mijn idee van 'adaptivisme' ontstaat door een bepaalde structuur in mijn denken. Ik ben katholiek opgevoed en de analogie tussen dat idee en bijvoorbeeld het bijbelse verhaal van de uitdrijving van Adam en Eva uit het paradijs door de aartsengel Uriël is niet moeilijk te vinden.
Of is het juist andersom en ontstaan dergelijke verhalen en mijn idee doordat er een kenmerk van wat natuur is in ons denken doorwerkt?
Is bij een dergelijk begrip als 'essentie' bijvoorbeeld sprake van een 'wezenlijk aspect' van de natuur dat ons denken en ook ons voelen, leren en handelen bepaalt?

Ik vermoed het laatste en wil mij bewust worden van de implicaties die het feit dat ik dit allemaal denk en hier heb opgeschreven met zich meebrengt.


_______

Terug naar:
I.1. Het toen‹O›
of
INHOUD I